Persbericht inzake hoger beroep Wilders
Na de veroordeling van Wilders door de rechtbank Den Haag voor belediging en aanzetten tot haat en discriminatie van mensen wegens hun ras, hebben zowel Wilders als het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. Op 24 oktober 2017 is de start geweest van het hoger beroep in het strafproces tegen Geert Wilders.
De verdediging van de heer Wilders heeft het gerechtshof aangegeven op welke punten zij het niet eens is met het vonnis van de rechtbank en dit nader uitgelegd, de appelgronden. Ook menen de advocaten van Wilders dat op een aantal punten meer onderzoek nodig is om tot een goed oordeel te kunnen komen.
Appelgronden
- De beoordeling van de uitlatingen gedaan door Wilders past niet binnen het (straf)recht
- De uitlatingen van Wilders passen binnen het partijprogramma van de PVV en pas nu vindt vervolging plaats
- De uitlatingen van Wilders worden beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting
- Marokkanen zijn geen ‘ras’, verwijzen naar een ‘nationaliteit’ is geen strafbaar feit. Daarnaast zijn de uitlatingen niet gedaan ‘wegens’ ras
- De context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan en de duiding daarvan zijn onvoldoende meegewogen
- Wilders had geen voorwaardelijk opzet op belediging of aanzetten tot discriminatie
- De uitlatingen van Wilders zijn door de rechtbank onjuist weergegeven of daaraan heeft de rechtbank een eigen invulling gegeven
- De vorm waarin uitlatingen gedaan zijn, maakt niet dat die uitlatingen beledigend worden
Nader onderzoek
- Horen van personen die vanuit justitie betrokken waren bij de wijze waarop aangifte gedaan kon worden tegen Wilders
- Horen van de 6474 aangevers
- Horen van ‘public officials’ die zich hebben uitgesproken over de uitlatingen van Wilders en hebben gesuggereerd dat hij schuldig was
- Horen van justitieambtenaren die betrokken waren bij het seponeren van soortgelijke zaken van 2 politici van de PvdA
- Horen van Taverne nu blijkt dat ook binnen de VVD werd gesproken over het vonnis tegen Wilders en werd gesteld dat dit vonnis in strijd was met de grondslagen van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. Op dat moment vertolkte de PVV samen met de VVD bijna een meerderheid van de Tweede Kamer
- Benoemen van 4 getuigen-deskundigen die onderzoek zouden moeten doen naar de uitleg van de wettelijke bepalingen op nationaal en internationaalrechtelijk gebied
- Benoemen van 3 getuigen-deskundigen die onderzoek zouden moeten doen naar het bestaan van de problemen die Wilders in zijn uitlatingen benoemt
Tijdens de eerste regiezitting op 24 oktober 2017 heeft Wilders zijn zorgen geuit over de onpartijdigheid van de voorzitter van het gerechtshof, mevrouw mr. Gaakeer. Hij heeft informatie ontvangen waaruit blijkt dat zij voorzitter is van een stichting welke stichting scriptieprijzen uitreikt. In het voorgaande jaar is door die stichting een prijs uitgereikt aan een studente voor een scriptie met het onderwerp ‘ongedocumenteerde vluchtelingen’. Deze studente zou een linkse activiste zijn en zou hebben deelgenomen, hoewel na de uitreiking van de scriptieprijs, aan een anti-Wilders demonstratie. In het juryrapport werd deze studente tevens geroemd om haar inzet voor deze groep vluchtelingen.
Wilders heeft de voorzitter gevraagd om deze bevindingen te duiden. Op 26 oktober 2017 heeft het gerechtshof op dit punt gereageerd.
De voorzitter heeft uitgelegd dat zij de studente niet kent, geen weet heeft van haar gedragingen tijdens een anti-Wilders demonstratie en haar slechts éénmaal, ten tijde van het uitreiken van de prijs, heeft ontmoet. Wilders heeft naar aanleiding van de reactie van de voorzitter verklaard dat zijn zorgen niet zijn weggenomen. Hij heeft de voorzitter gevraagd zich te verschonen, waarop zij antwoordde dat niet te zullen doen. Wilders heeft, in overleg met zijn verdediging, besloten de voorzitter niet te wraken en de zitting doorgang te laten vinden.