Uitspraak Hoge Raad: arrest Hof in Zes van Breda blijft in stand
In de strafzaak tegen de Zes van Breda heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld dat het arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin na herziening de veroordeling van de zes in stand werd gehouden, in stand wordt gehouden. Deze beoordeling van de Hoge Raad is in strijd met het advies van de advocaat-generaal in deze zaak, die op 6 juni jl. had geconcludeerd dat het arrest van gerechtshof Den Haag vernietigd zou moeten worden en dat de zaak moest worden overgedaan voor een ander gerechtshof. Met dit arrest van de Hoge Raad is het arrest van het hof onherroepelijk geworden.
De Zes van Breda werden in 1994 en 1995 onherroepelijk veroordeeld voor de moord op mevrouw Mok, de vrouw van de eigenaar van een Chinees restaurant in Breda. De drie mannelijke veroordeelden hebben altijd verklaard onschuldig te zijn. De drie vrouwelijke verdachten zijn uiteindelijk, onder grote druk van de politie, bekentenissen af gaan leggen waarin zij niet alleen zichzelf, maar voornamelijk de drie mannen als schuldigen hebben aangewezen. De vrouwen kregen gevangenisstraffen tussen de 15 maanden en twee jaar opgelegd. De mannen werden allemaal veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. Allen hebben hun straf reeds uitgezeten.
Na jarenlang onderzoek door Project Gerede Twijfel, de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (CEAS) en het Knoops’ Innocence Project werd de zaak in december 2012 naar aanleiding van de vordering van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad door de Hoge Raad terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag. Uit nieuw (forensisch) onderzoek was gebleken dat de destijds aangetroffen sporen niet van een van de zes veroordeelden afkomstig waren en dat er bovendien twee cruciale getuigenverklaringen destijds buiten het dossier waren gebleven.
In 2015 kwam het gerechtshof Den Haag tot de onbegrijpelijke conclusie dat de veroordelingen in stand moesten blijven. Tegen die beslissing werd cassatie aangetekend en werden zes uitgebreide cassatieschrifturen ingediend door prof. mr. dr. G.G.J.A. Knoops en mr. E. Vogelvang. Daarin werd onder meer aangevoerd dat de overwegingen van het hof omtrent de valse bekentenissen van de vrouwelijke verdachten, het niet geloofwaardig achten van de zogenaamde ‘bushokjes-getuigen’ en het destijds aangetroffen bloedspoor onvoldoende gemotiveerd waren en getuigden van een onjuiste opvatting van het recht.
De advocaat-generaal was van oordeel dat een deel van de ingediende middelen terecht waren voorgesteld en concludeerde dat het arrest van het hof moet worden vernietigd. Tot onze spijt en grote verbazing heeft de Hoge Raad besloten dit advies niet te volgen.
In tegenstelling tot het advies van de advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in cassatie na herziening de toetsing beperkt blijft en enkel beoordeeld mag worden of de rechter het recht en de procesregels juist heeft uitgelegd en toegepast en of de uitspraak voldoende is onderbouwd en gemotiveerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het arrest van het gerechtshof Den Haag van 14 oktober 2015 niet onbegrijpelijk is en heeft derhalve besloten om de veroordeling in stand te houden.
We zullen het arrest op korte termijn uitvoerig bestuderen en zullen ons samen met cliënten beraden op eventuele vervolgstappen.